Voor wie meer wil weten

Ontstaan en ontwikkeling

De Oud-Katholieke kerk is ontstaan uit een breuk met de Rooms-Katholieke kerk. Deze breuk heeft te maken gehad met de houding van de machthebbers in Nederland ten opzichte van het katholicisme, zo’n kleine driehonderd jaar geleden. Na een aanvankelijk verbod werd vanaf 1651 het katholicisme onder allerlei beperkende voorwaarden weer toegelaten. Een groep invloedrijke geestelijken wilde – door een steeds toleranter klimaat – de bisschopszetels weer laten bezetten. Die zetels waren met de reformatie vacant geraakt, en sindsdien werd Nederland als missiegebied beschouwd. De Paus was het met het herstel van de bisschopszetels niet eens. Hij had al weinig invloed in een land waar de overheid die niet meewerkt om de gelovigen in het gareel te houden. En nog minder als de kerk ook nog eens bestuurd wordt door volwaardige bisschoppen. Toen in 1723 deze geestelijken – volgens oude kerkelijke rechts­regels – toch een bisschop van Utrecht kozen sprak de Paus daar zijn veto over uit. De scheuring was hiermee een feit. Wat nu ‘Oud-Katholieke kerk’ heet ging vanaf dat jaar verder onder de naam ‘Rooms Catholijke kerk der Oud-Bisschoppelijke Clerezy’. De breuk van 1723 leek aanvankelijk een aardverschuiving in de Rooms-Katholieke kerk van Nederland te geven, maar bleek uiteindelijk een binnenbrandje, want in de loop van de 18e eeuw keerden velen terug tot de moederkerk. De ‘Clerezie’ heeft vanaf het einde van de 18e eeuw landelijk nooit veel meer dan tienduizend leden gehad.

Zelfstandig, maar verbonden met andere kerken

Honderdvijftig jaar lang vormde de ‘Clerezie’ een uniek verschijnsel in Europa: een Rooms-Katholieke kerk, die toch niet Rooms was. Tijdens het laatste kwart van de 19e eeuw ontstonden, als gevolg van de dogma’s over Maria en de pauselijke onfeilbaarheid, in verscheidene Europese landen soortgelijke kerkgemeenschappen. Op allerlei plaatsen in Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland, Bohemen en Polen maakten kerken zich los van Rome omdat ze zich niet in deze leerstukken konden vinden. Om bisschoppen te kunnen wijden wendden deze kerken zich tot de Nederlandse Clerezie, die al anderhalve eeuw een geordend kerkelijk leven kende. In 1889 resulteerde dat in wat met een enigszins verwarrende naam de ‘Unie van Utrecht’ werd genoemd: een samenwerkingsverband van allerlei Europese kerken die zich van Rome hadden afgescheiden.

Gedurende de twintigste eeuw veranderde er veel, en we noemen een paar mijlpalen: de naam ‘Clerezie’ raakte in ongebruik, en in navolging van het buitenland noemde men zich ‘Oud-Katholiek’.
De mis werd voortaan in de volkstaal opgedragen (1910), en het verplichte priestercelibaat werd opgeheven (1922). De kerken van de Unie gingen een ‘full-communion-relatie’ aan met de Church of England (1931). Na de tweede wereldoorlog waren de Oud-Katholieken mede-oprichter van de Wereldraad van kerken (1948). In het laatste jaar van de 20e eeuw werd de eerste vrouw in de Oud-Katholieke kerk tot priester gewijd, en sinds begin deze eeuw worden homoparen ingezegend.

Karakteristieken van de Oud-Katholieke leer

Onze kerk is een katholieke kerk, hetgeen blijkt uit onze katholieke sacramenten (doop, vormsel, eucharistie, huwelijk, biecht, ziekenzalving, ambtswijding) en ambten (diaken, priester, bisschop). Maar ook de klassieke stijl waarin onze diensten worden gevierd, wijst op het belang dat wij hechten aan de katholieke traditie.

De viering van de Eucharistie is het hart van ons kerkelijk leven. Daarnaast heeft de Bijbel een belangrijke functie binnen het geloofsleven. Wij zien de schrift als het geïnspireerde Woord van God, zonder deze op een fundamentalistische manier uit te leggen. Rooms-Katholieke leeruitspraken van ná 1723 zijn aan onze kerk voorbijgegaan, waarmee allerlei typisch katholieke geloofszaken een ander accent hebben gekregen: er is een bescheidener vorm van Maria-devotie. Heilig- en zaligverklaringen kennen we niet; heiligen worden ook niet vereerd, maar herdacht. Het instituut ‘Kerk’ heeft bij Oud-Katholieken een andere, minder absolute betekenis. Dit heeft mede te maken met het feit dat leken (niet-geestelijken) niet alleen mee mogen praten over het beleid binnen de kerk­gemeenschap, maar meebeslissen over het plaatselijk en landelijk beleid. En zo zijn er nog allerlei zaken waarin we als Oud-Katholieken wat meer in een ‘protestantse’ richting denken. Eén van onze pastoors zei het op een vraag van een bezoeker eens heel kern­achtig: ‘eigenlijk zijn wij een soort gereformeerden die de mis vieren’. Dat is strikt genomen niet waar, maar maakt – voor de insider op geloofsgebied – in een paar woorden wel veel duidelijk.

De organisatie

De Oud-Katholieke kerk is met ongeveer 6000 leden en klein kerkgenootschap. Er zijn zo’n 32 parochies en staties, voornamelijk in de provincies Noord- en Zuid-Holland en Utrecht. Daarbuiten vinden we Oud-Katholieke parochies en staties in Groningen, Enschede, Arnhem, Middelburg, Eindhoven en Maastricht. Landelijk worden deze gemeenten geleid door een bisdom Haarlem en een aartsbisdom Utrecht.

Het secularisatieproces vanaf de jaren ‘60 is ook aan ons niet voorbij gegaan, zij het op minder dramatische wijze als bij de grote kerk­­genoot­schappen. De kleinheid van onze kerk is zowel een nadeel als een voordeel. Een nadeel is dat we een kwetsbare groep zijn met beperkte mogelijkheden. Maar een groot voordeel is de onderlinge betrokken­heid. Parochianen, pastoors en bisschoppen kennen elkaar en voelen zich bij elkaar betrokken. Deze manier van kerkelijk samenleven – voor zover dat nog iets van deze tijd is – is er misschien de oorzaak van dat de Oud-Katholieke Kerk als geheel sinds enkele jaren geen dalend ledental kent, maar veleer een lichte stijging.

Er is nog veel meer over de kerk en het geloof te vermelden, maar op deze pagina willen we het erbij laten. U kunt op tal van plaatsen op het internet en in de literatuur veel over de Oud-Katholieke kerk vinden. Bijvoorbeeld op de website van de landelijke kerk.

En verder is er de video Stel, ik zoek een kerk