Dordrecht, 13 augustus 2023
Matteüs 14,22-33
Jona 2,1-11
Zusters en broeders,
Als je ideeën en strategieën het niet meer doen. Als al je ‘wetenschap’ waardeloos blijkt te zijn. Het kan zijn zoals bij Jona, die ziet dat eigen ambities op niets uitlopen. Omdat ze een vlucht zijn voor wat je echt te doen hebt…
Het boekje Jona is een novelle over de gelovige die zijn opdracht niet kan ontlopen. Of je nou probeert te vluchten, of je doet alsof je heel diep slaapt, je wordt ter verantwoording geroepen. Zelfs door niet-gelovigen. Jona is op de vlucht voor zichzelf en daarom wordt hij ook tot een probleem en een oorzaak van ongeluk voor zichzelf en voor anderen. Zijn vraag om overboord, in de zee geworpen te worden, is het aanvaarden van de consequentie dat zo een vlucht alleen maar in dodende chaos kan eindigen…maar ook in de chaos blijkt God te zijn. Het wonder van de grote vis, een verschrikkelijk monster, dat Jona opslokt, blijkt een reddingsactie vanwege God te zijn.
Want wat Jona in de vis beleeft is, naast zijn benauwdheid, ook Gods nabijheid. In de buik van het oerzeemonster, is Jona recht in het hart van de chaos terecht gekomen. Dat is dus de zee.
Je bent meteen terug bij de eerste regels van de bijbel: de aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van God zweefde over de wateren. Maar het zijn meteen ook de regels van het scheppingsverhaal: uit de chaos schept God hemelen aarde, dier en mens: uit de chaos maakt God orde, vrede, geborgenheid.
Het gebed van Jona is als een psalm van iemand voor wie uiteindelijk niets anders meer overblijft, dan te roepen en erop te rekenen dat het roepen ook wordt gehoord…. Er blijft niets meer over dan te roepen én een keuze te maken: (v.9) Die de wacht houden bij ijdelheden van niets (‘voze waanbeelden’ volgens de Willibrordvertaling), die moeten het voorwerp van hun vriendschap verlaten (zij geven hun toeverlaat prijs – Willibrordvertaling). Het is ofwel gaan voor de vriendschap ofwel ten onder gaan samen met de waardeloze zaken die tot voorheen je leven vulden.
Als je vlucht mislukt, dan dreigt de nood. Je hebt niets meer om je aan vast te houden. Je moet dan wel vertrouwen, op wat écht van waarde is. Een noodsituatie kan de redding betekenen. Als je geen andere keus meer hebt dan je afhankelijkheid te aanvaarden en te vertrouwen, dán kan het zijn dat de reddingsactie plaats vindt. In de nood kent men zijn vrienden! In de nood blijkt wat echt waardevol is in het leven en vooral wie van onschatbare waarde is.
In het evangelie, enkele verzen voorafgaand aan het stukje dat we vandaag hebben beluisterd, spreekt Jezus ook over het teken van Jona. Daarmee geeft hij aan dat hij zich in die novelle herkent. Uiteindelijk zal de Heer Jezus het ook mee-maken dat ook hem niets anders overblijft dan het volgehouden roepen vanuit de diepte van de nood en te blijven rekenen op wie werkelijk je vriendschap waard is: de Vader , Schepper van hemel en aarde.
Jezus was dan wel niet op de vlucht gegaan voor zijn opdracht, integendeel, maar toch komt ook hij in een situatie terecht dat alles hem uit handen geslagen is.
Dat moeten de eerste christenen zich herinnerd hebben als ook zij in de knel kwamen te zitten. Die eerste christenen vinden we terug in het evangelie van vandaag. In een bootje op de zee van nachtelijke chaos en dood. De eerste kerk in crisis. Ze hebben ‘tegenwind’, zegt het verhaal. Het is een geloofscrisis. Men ervaart Gods nabijheid niet. Het verhaal drukt het uit in het beeld van Jezus die zich op een berg teruggetrokken heeft. De afstand is maximaal: de Heer hoog op de berg, de leerlingen op het meer waarop de storm aanbreekt en die hen in diepte dreigt te verzwelgen.
Crisis, levenscrisis, geloofscrisis: wat is er nu nog echt waardevol? Wat is de moeite waard om voor te leven? Het leven kan een dusdanige wending nemen dat het vertrouwen dat God je nooit in de steek zou laten, langzamerhand of plotseling verdwijnt. En dan zegt ‘men’ dat je nog slechts op jezelf kunt rekenen. Dat is realisme. En dat je het maar moet houden bij wat voor de hand ligt, bij waar je grip op hebt. In het evangelie zien die houding terug. De leerlingen denken namelijk een spook te zien, als er toch iets onverwachts gebeurt en Jezus blijkbaar naar hen toekomt.
In die visie dat je slechts op jezelf kunt rekenen, verschijnt elk aanbod tot vriendschap als een spook dat uit is op je vernietiging; elke uitnodiging om je aan iets en iemand te geven, toe te vertrouwen, als een spook dat alleen maar erop uit is je eigen ambities te ondermijnen.
De twijfel slaat toe: moet je jezelf geven? Is de situatie betrouwbaar? Ben je soms niet vrij om je niet te geven? En zou dat trouwens niet ietwat meer rust en comfort kunnen bieden? Je gaat ervan uit dat het nooit zo erg kan gaan stormen, als je het heft in eigen houden houdt. En je hebt maar één wens: laat er rust zijn!
Maar de rust treedt niet in.
Het evangelie vertelt dat in deze situatie Jezus bij machte is te doen en te zijn wat aan God zelf in het Oude Testament wordt toegeschreven. Lees er de psalmen maar op na. Bv. psalm 29: de stem van de Heer is over de wateren, de stem van de Heer is zijn macht. Of 65: Gij die het grommen van de zee bedaart, het donker gegrom van hun golven (vv. 4.8), of 117: “Hij sprak, Hij ontbood de wind: (…) hun ontzonk in dit noodweer de moed. En zij duizelden, slingerden als dronken: al hun zeemanskunst was vergaan…Hij bedaarde de storm tot het stil werd…die met blijdschap de kalmte ervoeren, bracht Hij naar de haven der wensen.” En nog veel andere teksten in de psalmen.
De Heer Jezus komt te voet over water naar de leerlingen toe en roept hen toe: Vrees niet, ik ben het!
We horen een echo van de Godsnaam, die de Heer aan Mozes gaf toen Mozes zich in paniek afvroeg in wiens naam hij tot de uittocht uit het slavenbestaan zou oproepen. “Ik ben die er zal zijn voor jullie”, klinkt het uit het braambos: ik zal daar zijn waar jullie de uittocht inderdaad wagen…
Petrus wil het wel eens weten of het inderdaad allemaal zo werkt. Heer, als gij het zijt, zeg dat ik over het water naar u toe moet komen!
Prompt volgt het antwoord: kom!
Maar Petrus was blijkbaar nog niet diep genoeg gezonken. Zijn zogenaamd realisme wint het van zijn geloofsvertrouwen. Hij blijft bij zijn opvatting: het is een spook en niet de liefhebbende vriend die op hem toekomst. Hij zinkt nog dieper weg. Niets anders blijft hem meer over dan te roepen: Heer, red mij!
Inderdaad, er zijn situaties in het leven dat je totaal afhankelijk bent van anderen, totaal aangewezen op hun reddende hand. Zo was het met Jezus, zo is het met de slachtoffers van oorlog, met de vluchtelingen, en ook soms met onszelf.
Het brengt ons terug naar het verhaal van Jona, waar de ongelovige zeelui het uitschreeuwen: wij vergaan en waar Jona zijn verantwoordelijkheid opneemt en hen duidelijk maakt dat hij de oorzaak is van hun ongeluk. Hij is bereid overboord gegooid te worden opdat de zeelui zou gered worden. De ontmaskerde Jona kan niet anders meer kan dan zich te geven ook al lijkt de chaos dan onafwendbaar.
Zoals Petrus in het evangelie. En dan gebeurt het: een zeemonster of een spook die bij nader toezien de reddingsactie zijn die je nodig hebt. ’Terstond’, zegt het evangelie, steekt Jezus zijn reddende hand uit. Dit wil zeggen: zo vlug als Petrus weer in staat zijn vertrouwen op de Heer te stellen, merkt hij dat die reddende hand daar is.
Zo is het ook onder mensen. Reddende handen zijn er gelukkig genoeg, maar je moet er ook op willen vertrouwen.
Dat is trouwens een interessante vraag om over na te denken naar aanleiding van dit evangelieverhaal: hoe vaak we reeds de reddende hand van iemand mochten grijpen en er daarom weer bovenop gekomen zijn. Maar ook hoe vaak we deze reddende hand hebben afgeslagen
Want het gebeurt in ons leven dat, als wij midden in de storm zitten, er een vriend op ons toekomt die zegt: vrees niet, ik blijf bij je, ik zal er zijn voor jou…en dat we ons kritisch afvragen of het echt wel zo is en daarom van ongeloof nog dieper wegzakken…om dan te roepen en te ervaren dat die roep nog steeds wordt beantwoord en dat er een hand in je richting uitgestoken is…wat er dan gebeurt is te groots om met woorden te kunnen beschrijven. Het is teveel cadeau, te veel geschenk om het zelf georganiseerd te hebben. Zo ervaren we het en daarom zijn dat dat soort ogenblikken een geloofservaring.
En zoals de leerlingen belijden: waarlijk Gij zijt de Zoon van God, zullen wij met al wie we zijn ervaren: mensen zijn grootser dan verwacht. We zullen ervaren dat het op de wijze van de uitgestoken handen is, dat God orde schept in onze chaos. God is immers groter dan onze chaos, groter dan onze nood, groter dan ons bange kleine hart.
+Joris Vercammen
(afbeelding: Jona Glas, St Jan Gouda.)